Het is tijd om te denken in oplossingen
13-03-2024
Arnold en Anne-Marie: veel mensen zullen circulariteit associëren met duurzaamheid, maar niet met de chemische sector. Waarom zijn jullie werkzaam voor déze sector?
Arnold: “Nederland heeft kennis, kunde en werkgelegenheid in de chemiesector. De producten die er gemaakt worden gebruiken we dagelijks en dragen vaak bij aan duurzaamheid, denk aan isolatiemateriaal, lichtgewicht onderdelen in auto’s of sportschoenen. Heel veel bedrijven hebben dan ook belang bij verduurzaming van de chemie, dat betekent ook veel werk en kansen voor jongeren." Anne-Marie reageert: “Als je ziet hoe afhankelijk we als samenleving zijn van de chemische sector, dan wil ik niet afhankelijk zijn van verre buitenlanden. Daarom zet ik me ervoor in de chemische industrie in Nederland te behouden. En hoewel we hier nog best wat verbeteringen in productieprocessen kunnen doorvoeren, moeten we niet vergeten dat we hier nu al vaak schoner en energiezuiniger produceren dan in veel andere landen. Productieverplaatsing is dus slecht voor het wereldwijde milieu- en klimaatvraagstuk.”
Bij circulariteit denken veel mensen aan papier en glas recyclen, wellicht aan de kringloopwinkel en misschien aan het repareren van spullen. Weinig mensen zullen denken aan de chemische sector. Wat is het belang en wat willen jullie bereiken in deze sector?
Anne-Marie: “De chemische sector maakt gebruik van fossiele grondstoffen, met name aardolie. In tegenstelling tot sommige andere grondstoffen is aardolie nog ruimschoots voorradig. Maar nu is de keten grotendeels lineair: van aardolie worden chemische stoffen gemaakt. Daarvan wordt bijvoorbeeld kleding, verf of verpakkingen gemaakt. Uiteindelijk worden deze weggegooid en verbrand. Dan komt er veel CO2 vrij. Wij streven in principe de landelijke doelstelling na van 50% vermindering van het gebruik van primaire abiotische grondstoffen (zoals aardolie) in 2030.”
“Het programma Groene Chemie Nieuwe Economie (GCNE) levert hieraan een belangrijke bijdrage," reageert Arnold. “Technologische oplossingen zijn vaak wel bekend, maar de transitie kan alleen plaatsvinden als de voorwaarden voor verandering gunstig zijn. GCNE richt zich op het sluiten van ketens door bijvoorbeeld met hulp van groeifondsmiddelen rendabele toeleveringsketens van duurzame grondstoffen te stimuleren. GCNE richt zich op beleidsvraagstukken zoals het lastige dossier van einde afval status zodat afval ook echt mag worden ingezet voor nieuwe producten. En last but not least GCNE verenigt een grote groep financiële instellingen met als doel om bedrijfsplannen in dit segment makkelijker en beter gefinancierd te krijgen.”
Tegen welke uitdagingen lopen jullie aan om de chemische sector circulair te krijgen?
Arnold: “Wellicht is de regelgeving wel het taaiste maar ook het belangrijkste onderwerp. Zonder stimulerende regulering zoals slimme bijmengverplichtingen zullen de marktomstandigheden niet gunstig genoeg worden om te concurreren met producten op basis van aardolie. Maar er is ook regelgeving die circulariteit momenteel belemmert. Waar regels om goede redenen ooit zijn bedacht, moeten deze nu voor circulariteit worden gewogen en aangepast. Het einde-afval-dossier is hier een belangrijk voorbeeld van; de warenwet maakt inzet van afval voor bijvoorbeeld voedselverpakkingen bijna praktisch onmogelijk. Maar gaat deze regelgeving niet veel te ver? Ook is het van belang dat er een goede balans in regelgeving komt tussen inzet van bijvoorbeeld biogrondstoffen voor brandstoffen of voor materialen. De huidige bijmengverplichtingen zoals E10 benzine jagen de prijzen van grondstoffen op voor brandstofgebruik waarbij de kunststoffensector het nakijken heeft.”
“Ik herken dat biogrondstoffen nu te duur zijn voor de kunststoffensector, doordat de markt nauwelijks bereid is de hogere prijs voor groene kunststoffen te betalen en er (nog) geen bijmengverplichting achtige regels voor gelden. Maar wij lopen in een eerder stadium al vast in ons streven naar een circulaire economie”, zegt Anne-Marie. “Dan bedoel ik al bij productrestanten. Neem bijvoorbeeld bedrijven die reststromen uit schepen willen innemen en in hun normale proces verwerken op precies dezelfde manier als de andere grondstoffen. Afhankelijk van de toegepaste techniek is dit product onverdund of verdund met bijvoorbeeld water om het uit de schepen te spoelen. De laatste resten product worden in al deze gevallen als afval gezien, waardoor de bedrijven die ze willen innemen onder de afvalstoffenregelgeving komen te vallen. Dat geeft veel extra complexiteit in de vergunningverlening en regels waar bedrijven aan moeten voldoen. En het verkrijgen van een einde afvalstatus lukt ook nog niet. Feitelijk goede producten worden dus als afval gekwalificeerd en daarom vernietigd in een afvalverwerker. Of ze worden getransporteerd naar andere landen waar de regels anders zijn om daar verwerkt te worden. Het voorkomen dat primaire, abiotische grondstoffen in de categorie afval komen te vallen, zou toch de eerste stap in de circulaire economie moeten zijn.”
De vraag wat afval is en hoe een einde gemaakt kan worden aan de afvalstatus speelt al geruime tijd. Gloort er inmiddels licht aan de horizon om dit probleem opgelost te krijgen?
Arnold: “We hebben te maken met een zeer complex beleidsdossier waarbij uiteindelijk Europese regelgeving een oplossing moet bieden. GCNE vraagt zich met partners af in hoeverre we privaatrechtelijk oplossingen kunnen stimuleren en daarmee snelheid kunnen maken. Er wordt op dit moment aan een eenduidige aanpak gewerkt voor de zogenaamde PHA-grondstoffenstroom uit slibverwerking om daar kunststoffen van te mogen maken. Door een groep grondstoffen en toepassingscombinaties eenduidig te beschrijven voor einde afval waarbij de risico’s transparant zijn gewogen komt er verlichting voor individuele ondernemers. GCNE onderzoekt vervolgens of certificering gebaseerd op dit type uniform aanpakken door internationale certificeringsorganisaties ook internationaal verlichting kan brengen. De kunststoffen industrie is tenslotte een internationale sector.
Anne-Marie veert op: “Dit zou voor ons ook een uitkomst kunnen zijn! Wij volgen de ontwikkelingen rondom certificering dan ook met grote interesse. Tot die tijd gebruiken we ons Rotterdamse instrumentenkoffertje. We hebben een Rotterdams Versnellingshuis waarin alle instanties maandelijks casussen van bedrijven bespreken die vastlopen in wet- en regelgeving. De laatste tijd krijgen we steeds vaker casussen over einde afvalstatus. We spreken dan een proces af met DCMR, provincie Zuid-Holland, het Ministerie van IenW en het Havenbedrijf Rotterdam om tot een oplossing te komen. Niet dat we daarmee alles kunnen oplossen, maar het zorgt wel voor snellere duidelijkheid.
Wat is jullie belangrijkste hartenkreet in jullie streven naar een groene en circulaire chemie?
Arnold: “Circulaire chemie is een geweldige kans voor Nederland. Juist als we nú de ondernemers helpen met betere voorwaarden voor vergroening worden geweldige uitgangsposities mogelijk voor onze bedrijven in de komende decennia. De snelheid van handelen moet omhoog.”
Anne-Marie: “Maak wetgeving voor een circulaire economie! De wetgeving van het Rijk gaat nog uit van een lineaire economie. Daar hebben alle sectoren binnen de circulaire economie last van. Binnen de huidige wetgeving zijn de Rijksdoelen voor de circulaire economie absoluut niet haalbaar. Juist koplopers die hun nek willen uitsteken krijgen de deksel op hun neus. We snappen dat afvalstoffenregelgeving er niet voor niets is gekomen. Fraude in de afvalstoffenbranche is bonafide bedrijven een doorn in het oog. Maar met regels uit het verleden, krijgen we wat we kregen.”
Deltalinqs is één van de vijf clusters aangesloten bij GCNE. Spreekt dit artikel u aan? Zijn er onderwerpen die Deltalinqs of GCNE gezamenlijk met u zouden moeten agenderen? Laat het ons weten via onze contactpagina.