Groene chemie-startups kunnen niet zonder hulp van regionale aanjagers

30-11-2022

Nederland barst van de startups met revolutionaire technologieën om de chemie te vergroenen. Maar hoe help je die aan investeerders en financiers om te groeien en proeffabrieken te bouwen? Hoe help je ze aan leveranciers en afnemers? Binnen het platform Groene Chemie pakken de Regionale Ontwikkelings Maatschappijen (ROM’s) in Nederland die taak als aanjager op.

Foto Relement

De chemische industrie staat voor twee grote opgaven om in 2050 klimaatneutraal te kunnen opereren. Een energietransitie naar het gebruik van groene elektriciteit en een grondstoffentransitie naar biobased en gerecyclede grondstoffen. Fossiele olie, gas, kolen en aanverwante brand- en grondstoffen worden uitgefaseerd. Daarvoor is revolutionaire, nieuwe technologie nodig en die komt meestal van startups. Vaak bedrijven die als spin-off vanuit TU’s of kennisinstituten als TNO worden opgezet.

Startups genoeg

Wat te denken van bedrijven als Syclus, dat plastic maakt uit bio-ethanol van landbouwresten. Of SusPhos, dat van fosfaat uit rioolwater kunstmest en vlamvertragers maakt. Of het Friese Paques Biomaterials, dat uit afvalwater bio-afbreekbaar plastic maakt met behulp van bacteriën. Torwash gebruikt gepatenteerde TNO-technologie om slib, nat maaisel en gemengde plastics om te zetten naar biobrandstof, biogas, kunstmest en grondstoffen voor nieuwe plastics. Een startup als Relement gebruikt biobased alternatieven, zoals afval van suikerbieten, om aromaten voor verf te maken. Het Groningse Foamplant weet met tal van plantaardige reststromen volledig biologisch afbreekbaar en recyclebaar plastic schuim te maken. Allemaal startups die het niet alleen kunnen redden en hulp en financiering nodig hebben. Dan kunnen ze uitgroeien tot bedrijven als Vertoro, dat biomassa wint uit zaagsel, hout- en papierafval en er bio-aardolie van weet te maken. Of tot een beursgenoteerd bedrijf als Avantium, dat van allerlei plantaardig materiaal chemicaliën en bioplastic maakt en al verschillende vestigingen heeft in Nederland.

ROM’s helpen chemieclusters

Nederland telt vijf bedrijfsterreinen waarop grote chemische bedrijven zijn geconcentreerd, de zogeheten chemieclusters. Ook telt ons land negen regionale ontwikkelingsmaatschappijen, de ROM’s. Zij zijn de aanjagers van de regionale economie en zorgen jaarlijks voor duizenden nieuwe arbeidsplaatsen en miljarden aan investeringen in hun regio. Door zelf te investeren in startups en innovatie en door andere investeerders te zoeken, door bedrijven te helpen met opschalen en internationaliseren en door te helpen ketens van leveranciers, afnemers en kennisinstituten te bouwen. Dat doen ze tegenwoordig ook voor de chemieclusters in hun regio. InnovationQuarter, de regionale ontwikkelingsmaatschappij voor Zuid-Holland, en de Brabantse BOM doen dat bijvoorbeeld voor het chemiecluster van Rotterdam-Moerdijk, de NOM voor Delfzijl en Emmen in Noord-Nederland, LIOF voor Chemelot in de provincie Limburg en Impuls Zeeland voor de Schelde-Deltaregio. Om niet alleen regionaal, maar ook op landelijke schaal te kunnen samenwerken hebben de ROM’s zich aangesloten bij het platform Groene Chemie Nieuwe Economie.

Regionale krachten bundelen

“Chemie is voor Nederland een belangrijke tak van sport. De sector is groot en is heel lang gedomineerd door grote partijen die een tijd lang niet in Europa geïnvesteerd hebben”, zegt Errit Bekkering, business developer voor de NOM. “Maar tussen 2030 en 2050 moeten ze allemaal om. Dat betekent dat gevestigde partijen wat aan het doen zijn, maar er is en wordt ook een hele flow van nieuwe partijen actief met technologie die van buiten komt. In deze sector gaat het vaak om langere projecten en grotere bedragen. Tegen die achtergrond hebben de ROM’s gezegd: het is onzin om dat sub-regionaal te doen. Daar is eigenlijk de samenwerking met het platform Groene Chemie Nieuwe Economie uitgekomen met een duidelijk ontwikkeldoel. Vanuit dat belang van vergroening hebben we de krachten gebundeld.”

Ketens bouwen

De kerntaken van de ROM’s om bedrijven te helpen met innovatie en investeringen zijn met name in de chemie hard nodig. Dat reikt verder dan hun eigen regio. “Binnen groene chemie kunnen we bovenregionaal en zelfs op nationaal samenwerken”, zegt Tys van Elk, directeur van LIOF. “We moeten binnen de vijf chemische clusters niet allemaal hetzelfde blijven doen, maar juist ketens bouwen op basis van de specifieke sterktes van de verschillende clusters. Er kunnen clusters zijn die heel goed zijn in het genereren van groene waterstof als grondstof en er zijn clusters die dat heel goed kunnen gebruiken. Er zijn clusters die heel goed zijn in bepaalde innovaties en er zijn clusters die heel goed zijn om daar demofabrieken voor neer te zetten. Zo hoeft niet iedereen zelf het wiel uit te vinden.”

Zijn collega Angelique Erkenbosch, business developer circulaire economie voor InnovationQuarter ziet dit als een nationaal belang. “Wij helpen de innovatieve MKB-bedrijven versnellen naar de markt. We maken ze klaar voor investeerders, we financieren ze, we zoeken een plek om te landen. We pakken ze vast om alle aspecten van hun businesscase te versnellen”, zegt ze.

Groene chemie accelerator

Een mooi concreet voorbeeld waar de samenwerking toe heeft geleid is de Green Chemistry Accelerator. Experts helpen binnen dat programma startups met een op maat gesneden plan om in 100 dagen hun belangrijkste doelen te halen. “Je kunt iedereen apart proberen te helpen, maar je kunt ze beter nationaal bij elkaar vegen en er één programma van maken. Dan leren ze van elkaar. Daar wordt de kwaliteit beter van. Daar is het heel logisch om het meer sectorspecifiek te doen en minder regionaal”, zegt Bekkering. In november zijn vijf geselecteerde startups aan het nieuwe programma begonnen. 

Financieel motorblok

Startups hebben voor investeerders een hoog risicoprofiel. Het bouwen van proeffabrieken en installaties om op te schalen is duur en complex en kost veel tijd. “Daarom zijn we als ROM’s en andere partijen bezig om alle potentiële financiers in een coalitie bij elkaar te krijgen om te kijken of we zogenaamde financieringstreintjes kunnen bouwen”, zegt Van Elk. Daarmee bedoelt hij dat voor startups in elke fase van hun ontwikkeling investeerders klaar staan en dat de bedrijven zelf weten wat ze moeten doen om dat geld te krijgen. In de vroege fase kunnen de ROM’s zelf een kwart tot een half miljoen investeren en daarna tot maximaal 5 miljoen. Daarna moeten partijen als Staatsinvesteringsfonds Invest-NL, beleggings- en pensioenfondsen of grote bedrijven die de technologie willen gebruiken die rol overnemen.

Desnoods kijken de ROM’s naar beschikbare overheidssubsidies of Europese fondsen om ‘witte vlekken’ in de financiering op te vullen. Erkenbosch: “We willen zorgen dat we als Nederland een sterk financieel motorblok hebben om de groene chemie te financieren en steeds weer een stap verder te komen.”

Succesverhalen

Die aanpak heeft nu al succesverhalen opgeleverd, zoals het bedrijf Vertoro. Dat maakt biobased alternatieven voor fossiele brandstoffen van het meest beschikbare afval ter wereld: zaagsel, oftewel lignine. De bio-olie heet Goldilocks en is goed bruikbaar als vervanging van stookolie in de zeescheepvaart. De startup begon als een innovatieve spin-off op Chemelot en werkt nu samen met de Deense rederij Maersk aan de voorbereiding van een proeffabriek voor maritieme brandstoffen met een capaciteit van 10 kiloton in de Rotterdamse haven. Van Elk: “In eerste instantie is een Limburgse ontwikkelingsmaatschappij daar niet blij mee, want die heeft het gevoel dat het bedrijf weg gaat. Maar we hebben met IQ gesproken en zijn tot de conclusie gekomen dat het voor het bedrijf zelf beter is dat de volgende fase op het gebied van scheepvaartbrandstof in Rotterdam gaat plaatsvinden. Dus in plaats van competitie tussen de regio’s moet je de regio’s met elkaar verbinden om het beste voor de onderneming voor te stellen. Dat is wat we met Vertoro gedaan hebben en dat willen we ook doen met al die andere initiatieven die we bij groene chemie hebben.”

Lees hier de verhalen van een aantal gamechangers.

Ze kunnen het niet zonder ons

De Zuid-Hollande ROM IQ heeft dat hele proces in Rotterdam begeleid. Van het zoeken met het havenbedrijf naar een plek voor de proeffabriek tot het aanboren van Europese fondsen. “In het begin dacht ik: kan het bedrijf het niet zonder ons redden? Nu denk ik: nee. In deze business heb je het zo moeilijk. Er moet gewoon een partij jou daarbij helpen en begeleiden anders komen dit soort innovaties niet van de grond”, zegt Erkenbosch. “Daar hebben de ROM’s een hele belangrijke rol in.” Bekkering: “Het bovenliggende belang is dat die fabriek in Nederland wordt gebouwd en niet in Antwerpen.”

Van startup naar beursgenoteerd bedrijf

Avantium, dat plastic maakt uit natuurlijke grondstoffen, is al weer een stuk verder in zijn ontwikkeling. Het bedrijf is beursgenoteerd, telt 200 werknemers, heeft zijn hoofdkantoor in Amsterdam en drie R&D laboratoria en proeffabrieken in Geleen en Delfzijl. De regionale NOM bracht dit jaar voor 20 miljoen aan noordelijke investeerders bij elkaar in een consortium voor de bouw van een nieuwe bioplastic-fabriek van meer dan 150 miljoen euro in Delfzijl. Ook Avantium begon als startup op Chemelot. “Wat je ziet is dat bedrijven niet naar één, maar naar meerdere clusters kijken, om te beslissen waar ze zich het beste kunnen vestigen. Voor ons als ROM’s is uiteindelijk niet meer het belang om het in één regio te krijgen, maar om het in Nederland te houden en het in de beste regio te krijgen”, zegt Van Elk. 

Dit artikel is eerder verschenen bij Change Inc, auteur André Oerlemans.