Vlaanderen gidsland: OVAM geeft voorzet voor uniforme Europese regels voor plastic recycling

30-10-2024

In de toekomstige circulaire economie is al het afval grondstof. Mooie woorden, maar in de praktijk wordt gerecycled plastic in Nederland nog te vaak als afval bestempeld, waardoor het niet of beperkt gebruikt kan worden in de kunststofindustrie. Dat belemmert de transitie naar een groene chemie. Wat kan Nederland leren van Vlaanderen? In het derde en laatste deel van deze serie vertelt de OVAM hoe het wil bijdragen om alle EU-landen op één lijn te krijgen.

Om recyclaat te mogen verkopen hebben recyclingbedrijven een ‘einde afvalstatus’ nodig. In Vlaanderen heet dat een ‘grondstofverklaring’. Want dat is wat recyclaat - meestal - is: een grondstof. Maar hoe kan het dat een lading plastic recyclaat in het ene land als grondstof en in het andere als afval wordt gezien? Hoe kan het dat landen binnen de EU elkaars beoordelingen of afgegeven verklaringen niet erkennen of overnemen?

Goede voorzet

Om dat probleem te verhelpen, is Europese afstemming nodig. Uniforme regels over wat afval is en wat een grondstof. Daarnaast zouden landen elkaars criteria voor een einde-afvalstatus moeten accepteren. Of overnemen, als ze die nog niet hebben. Laat dat nu net hetgeen zijn waar Vlaanderen zich de afgelopen zomer met succes voor heeft ingezet. “We hebben een hele goede voorzet gegeven”, zegt Wouter Dujardin, beleidsadviseur textiel en einde-afvalwetgeving bij de Openbare Vlaamse Afvalstoffen Maatschappij (OVAM). Dat is het centrale loket in Vlaanderen voor duurzaam afval- en materialenbeheer, dat grondstofverklaringen afgeeft.

Beter samenwerken

België was in de eerste helft van dit jaar voorzitter van de Raad van de Europese Unie. De OVAM organiseerde in dat kader een dag met workshops over afvalwetgeving. Een van de workshops ging over einde-afvalcriteria. Daar waren vertegenwoordigers van veel EU-lidstaten, van de Europese Commissie en van de Europese vereniging van de chemische industrie (Cefic) aanwezig. Wat bleek? “Er zijn zeer weinig Europese einde-afvalcriteria, er zijn weinig nationale einde-afvalcriteria en de ene lidstaat weet niet van de andere welke nationale einde-afvalcriteria er al zijn”, vertelt Dujardin. “Ook is er nauwelijks harmonisatie tussen lidstaten. Mijn vraag was dus: kunnen we niet beter samenwerken? Iedereen van de aanwezigen ging daarmee akkoord.”

Wederzijdse erkenning

Tijdens de workshops kwam er overeenstemming over twee belangrijke discussiepunten. Het eerste was het gebrek aan wederzijdse erkenning van de beslissingen van EU-lidstaten over de einde-afvalstatus. Zo wordt een besluit van de Nederlandse overheid hierover niet erkend in Vlaanderen en omgekeerd. “Hoe komt dat? We kennen elkaars procedures niet en we weten niet wat de kwaliteit van dat besluit is”, zegt Dujardin.

Het tweede punt waar iedereen het over eens was: betere samenwerking tussen lidstaten zou voor bedrijven veel efficiënter zijn. Bedrijven hoeven dan maar één keer aan te tonen dat hun materiaal recyclaat oftewel een grondstof is, en geen afval. Als de Europese Commissie uniforme regels zou opstellen, zou het in heel Europa een stuk sneller gaan om een einde-afvalstatus te krijgen. Dan hoeft niet elk land opnieuw zelf het wiel uit te vinden.

Stappen vooruit

Het advies aan de Europese Commissie luidde dan ook: zorg ervoor dat lidstaten elkaars besluiten erkennen. Dat kan bijvoorbeeld door in elk land dezelfde vragenlijst te hanteren waarmee bedrijven de einde-afvalstatus kunnen aantonen. Ook moet er op EU-niveau een duidelijk overzicht komen van Europese en nationale criteria voor de einde-afvalstatus. Daar zou de EU een speciaal platform voor moeten oprichten. De resultaten van de workshop zijn besproken in een vergadering over afvalwetgeving van de Europese Commissie en vertegenwoordigers van alle EU-lidstaten. “Mij lijkt dat veel landen meer samenwerking willen. Ook de Commissie beseft dat einde-afval criteria een belangrijk instrument zijn. Het Joint Research Centre (JRC) onderzoekt bijvoorbeeld op dit moment einde-afval criteria voor verschillende afvalstromen waaronder ook kunststof recyclaten. Het is dus nu een kwestie van uitwerken om effectief stappen vooruit te zetten”, zegt Dujardin.

Zelfbeoordeling

Allemaal dankzij het initiatief van de OVAM. Landen die zelf geen systeem voor zelfbeoordeling hebben, zouden de vragenlijst over kunnen nemen van Vlaanderen. Bij het bepalen van wat afval is en niet, kijkt de OVAM daar eerst naar de Europese Kaderrichtlijn afvalstoffen. Daarin staan algemene criteria. Elke EU-lidstaat interpreteert deze regels op zijn eigen manier. In België valt afvalbeleid onder de gewesten en kunnen Wallonië, Brussel en Vlaanderen eigen criteria hanteren. Vlaanderen heeft voor een tweevoudig systeem gekozen. Bij optie één kunnen bedrijven kiezen voor een zelfbeoordeling. Met hulp van een handleiding op de website en het beantwoorden van vragen kunnen ze in een document vastleggen of iets afval is of grondstof.

Dat document ligt gewoon bij het bedrijf en wordt gecontroleerd als handhaving op bezoek komt. “Het voordeel is: in heel veel gevallen is dat redelijk betrouwbaar en is het heel duidelijk of iets wel of geen afval is. Wij vinden het dan onnodig om hiervoor een heel dossier bij ons aan te leveren”, zegt Dujardin.

Grondstofverklaring

Bedrijven die twijfelen of iets wel of geen afval is en die meer juridische zekerheid willen hebben, kunnen kiezen voor een tweede optie: het aanvragen van een grondstofverklaring. Dat doen ze via het webloket. Alle aangeleverde gegevens worden nagekeken door de OVAM, die een goedkeuring of een weigering afgeeft. Zo’n grondstofverklaring is een document van zo’n vijf pagina’s, dat ook bij het bedrijf zelf ligt. Een korte samenvatting wordt gepubliceerd. Dujardin: “Het voordeel hiervan is dat het nagekeken is door de OVAM, maar het duurt wel langer: zestig dagen. En als het productieproces of de samenstelling van het materiaal significant wijzigt, moet je weer opnieuw beginnen.”

Bedrijven helpen

De OVAM heeft al voor diverse Vlaamse plastic recycling bedrijven zo’n grondstofverklaring afgegeven. Zeker nu de markt voor plastic recyclaat onder druk staat vanwege goedkoop geïmporteerd nieuw plastic uit China en de VS, wil de OVAM zich coöperatief opstellen om recyclingbedrijven te helpen. Dujardin staat open voor online vragen, mails, spreekt meerdere malen per jaar op events en gaat wanneer nodig zelfs bij bedrijven op bezoek om advies te geven. “Dat kost soms veel tijd, maar ik vind het belangrijk dat we de Vlaamse bedrijven zo goed mogelijk helpen”, zegt hij.

Bewijzen

Sommige bedrijven vinden de einde-afvalwetgeving overbodig. “Want het is toch vanzelfsprekend dat hun materiaal geen afval meer is. Daarover verschillen we van opinie. Je moet het wel even bewijzen”, zegt hij. Zo mocht het Vlaamse RAFF Plastics plastic afval van koelkasten van Renewi uit Nederland niet zomaar als grondstof vermarkten. Dat zogeheten ‘maalgoed’ wordt namelijk eerst nog bewerkt en schoongemaakt voordat het als recyclaat wordt verkocht. “Dus is het maalgoed nog niet klaar voor de toepassing en is het nog geen einde afval”, legt Dujardin uit.

Expertise nodig

Volgens experts werkt dit tweevoudige systeem sneller en eenvoudiger dan in Nederland. Dujardin kan dat niet goed beoordelen, omdat hij te weinig zicht heeft op de Nederlandse situatie. Wat hij wel weet, is dat het beoordelen van een einde-afvalstatus expertise vereist. “Het is geen eenvoudige materie. Het is een risico als het een bijkomstig taakje is van iemand die het niet zo frequent doet. Bij de OVAM hebben we experts die de benodigde kennis van zaken hebben en alle situaties kennen. Als een bedrijf een grondstofverklaring van de OVAM krijgt, dan is het volgens onze interpretatie 100 procent een grondstof”, zegt hij.

Over deze serie

Het Nederlandse platform Groene Chemie Nieuwe Economie (GCNE) streeft naar een circulaire chemie met innovatieve technologieën, zonder fossiele brand- en grondstoffen en zonder CO2-uitstoot in 2050. Daarin speelt recycling van plastic een belangrijke rol. Te vaak wordt recyclaat echter als afval bestempeld. Omdat het vaak een beetje vervuild is, mag het ook niet voor voedseltoepassingen gebruikt worden. In Nederland moeten recyclingbedrijven zich bij een of meerdere van de 28 omgevingsdiensten melden om een ‘einde-afvalstatus’ te krijgen. Daarnaast voert de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) controles uit. In Vlaanderen is er slechts één loket, de OVAM, dat een ‘grondstofverklaring’ afgeeft.

Volgens GCNE is een paradigmashift nodig: ga ervan uit dat alles een grondstof is, tot op grond van een beslisboom in het kader van de zelfbeoordeling blijkt dat het toch als afvalstof beschouwd moet worden. Voor die zelfbeoordeling zou er een uniforme aanpak voor de hele EU moeten komen, gebaseerd op internationale ISO-standaarden. In elk land zou er dan één loket voor grondstofverklaringen moeten komen.

Dit is het derde artikel over dit thema in een serie van drie artikelen. 

Het eerste artikel over RAFF Plastics is hier te lezen.

Het tweede artikel over Renewi is hier te lezen.

De verdere aanpak zal ook aan bod komen bij het netwerkevent Transition to Circularity dat GCNE samen organiseert met Circular Plastics NL en Biobased Circular; voor meer informatie over dit event op 7 november: klik hier,

Dit artikel is eerder gepubliceerd in Change Inc, redacteur André Oerlemans.